Cello
De violoncello ( of kort cello) behoort tot de groep van strijkinstrumenten. Vanwege de lage en warme klank noemt men de cello ook wel de bariton onder de strijkinstrumenten.
De cello kwam reeds voor in de 16e eeuw, maar werd pas begin 17e eeuw van belang als continuo- instrument. In de continuo partij speelt de cello de baspartij van het klavecimbel mee. Ook in de vroege orkesten en kleinere ensembles ondersteunden de celli de harmonie. Na het begin van de 18e eeuw heeft bijna iedere componist aan het repertoire van de cello bijgedragen. De techniek werd in de romantische periode tot grote hoogte opgevoerd en ook de expressie- mogelijkheden van het instrument werden ten volle benut.
De cello is ongeveer 120cm lang, er bestaan ook kleinere celli, die dan 1/16, 1/8, 1/4 etc heten. De cello is bespannen met vier snaren ( gestemd ADGC) en heeft twee f gaten. De cello wordt zittend bespeeld, met een uitschuifbare pin steunend op de grond.
Op de cello wordt voornamelijk klassieke muziek gespeeld, maar ook in popmuziek tref je soms een cello aan. Vaak heeft de cello een begeleidende rol, maar hij is echter onmisbaar in een strijkkwartet, pianotrio of kamerorkest.
Er zijn ook vele solowerken: concerten, suites en sonates van barokke tot moderne muziek.
Wil je meer weten of de cello eens proberen neem dan contact op via de website.